Het klinkt logisch in een overvol land: woningen stapelen tot duizelingwekkende hoogte. Zo houden we nog wat groene ruimte over, zegt de een. Nergens voor nodig, laagbouw is veel efficiënter, zegt de ander. Drie architecten over zin of onzin van wonen op hoogte.
Met de opgave om een miljoen huizen te bouwen in de komende tien jaar is het een voor de hand liggende gedachte: dan maar de lucht in. En dat gebeurt ook. De woontorens schieten overal omhoog. In de overvolle Randstad natuurlijk, maar niet alleen daar. In Emmen is begin dit jaar de Hondsrugtoren opgeleverd. Met zijn 65 meter voldoet hij net niet aan het criterium voor hoogbouw, dat is vanaf 70 meter. Maar in Drenthe torent hij trots boven alles uit en dus past hij wel degelijk in de trend. Ook in bijvoorbeeld Hoorn en Harderwijk zijn torens gebouwd die in hun omgeving vrij duizelingwekkend lijken.
Nederland ging pas in de jaren zestig serieus de hoogte in. Aanvankelijk waren het vooral kantoren, maar sinds de jaren negentig wint de woontoren aan populariteit. Momenteel zijn er 220 gebouwen hoger dan die magische 70 meter, zocht de Stichting Hoogbouw uit. Op korte termijn komen daar 45 bij en er zijn plannen om er de komende tien jaar nog eens 180 te bouwen. Een reële verwachting is dat er in 2030 zo’n 350 officiële torens in het land staan en een veelvoud die de 70 meter net niet halen. Het merendeel om in te wonen.
De hoogste toren van het land is sinds kort de Zalmhaven in Rotterdam – waar anders? 215 meter hoog wordt de woontoren waarin 256 appartementen komen. Vijftig meter hoger dan de huidige recordhouder de Maastoren, eveneens in Rotterdam – een kantoortoren. De Zalmhaven is nog in aanbouw, maar een maand geleden streefde hij de concurrentie in de skyline van de havenstad al voorbij.
Grappig detail: beide torens zijn ontworpen door hetzelfde bureau, Dam & Partners Architecten. Diederik Dam vindt het ‘natuurlijk hartstikke leuk’ om voor een tweede keer de hoogste te bouwen. “Maar ik hoop dat het record van korte duur zal zijn.” De architect gelooft dat hoogbouw een oplossing is voor ons woningprobleem, het is een manier om te voorkomen dat de laatste snippers groene ruimte worden volgeplempt met de zoveelste Vinex-wijk.
Ja, de bouwkosten van een toren zijn natuurlijk hoger dan bij rijtjeshuizen. Dat komt deels door het lange, stroperige proces van besluitvorming en regelgeving dat aan de bouw voorafgaat. “Het veranderen van een bestemmingsplan kan drie tot vijf jaar duren, dat is absurd lang. Je moet een jonge architect nemen voor zo’n project”, lacht hij. “Het Bouwbesluit, de regels waaraan woningen in Nederland moeten voldoen, geldt tot die 70 meter. Daarboven mag iedere lokale brandweer aanvullende eisen stellen, daar begint het gedoe al mee.” En dan is er het steeds wisselende politieke klimaat. “Toen we achttien jaar geleden begonnen met de plannen voor de Zalmhaven zei de gemeente: doe maar zoveel mogelijk dure appartementen. Nu is er terecht de vraag naar betaalbare woningen.” Architect en ontwikkelaars AM en Amvest hebben de Zalmhaven op eigen initiatief zo ontworpen dat de indeling van de appartementen in de toekomst anders kan. “In de politiek ontbreekt het aan een visie voor de lange termijn”, vindt Dam.
Diederik Dam (1966) geeft sinds 1993 met zijn vader Cees Dam leiding aan Dam & Partners Architecten. Belangrijke hoogbouwprojecten zijn woontoren de Coopvaert in Rotterdam, Carlton/WTC in Almere, De Maastoren in Rotterdam en de Admirant in Eindhoven. Momenteel werkt hij in Rotterdam aan de Zalmhaven en in Amsterdam aan een van de hoogste (86 meter) houten torens ter wereld.
Op de bestuurlijke processen heeft de architect maar weinig vat. Wel kan hij iets doen aan de kosten van de bouw, die natuurlijk toenemen als al het materiaal honderden meters omhoog getakeld moet worden. “Hoe sneller je een toren kunt bouwen, hoe eerder er mensen kunnen wonen en er dus opbrengsten zijn. Dat heeft een gunstig effect op de haalbaarheid.” En daarin zijn technisch grote stappen gemaakt. De Zalmhaven vliegt omhoog, met iedere week een nieuwe verdieping van 900 vierkante meter, dankzij een vernuftig systeem van prefab-elementen.
In Rotterdam is het klimaat voor hoogbouw relatief gunstig, zegt Dam. De bevolking is er enthousiast over. “Bovengemiddeld veel mensen vinden het charmant om in een toren te wonen, het hoort bij het pioniersgevoel, de scheepvaart. En het heeft natuurlijk ook te maken met het bombardement en de wederopbouw.” Maar lang niet overal worden woontorens met gejuich ontvangen. In steden met een eeuwenoude kern is er nogal eens verzet van de bevolking.
‘Je moet als architect ook een getalenteerd beeldhouwer zijn’
Moet je ook in historische steden als Delft of Leiden wolkenkrabbers bouwen? In principe wel, vindt Dam. “We bejubelen die steden om hun kerken met torens, die hebben toch ook een hoogbouwfunctie?” Moderne torens mogen best aan het silhouet worden toegevoegd, mits je het goed doet, vindt hij. “Je moet als architect ook een getalenteerd beeldhouwer zijn. Binnen die nauwe marges van geld, ambitie en duurzaamheid moet je een inspirerende toren weten te maken.”
Dam zou natuurlijk ook geen woontoren midden in het oude Amsterdam gaan zetten: “Dat is ronduit ridicuul”. Maar de felle discussie die in de hoofdstad woedt over woontorens buiten het oude centrum, vindt hij gezeur. Dat debat spitste zich toe op de Sluisbuurt, een geplande wijk aan het IJ waar tot 120 meter gebouwd gaat worden. Bezorgde stedelingen kwamen in verzet: de torens zouden zichtbaar zijn vanuit de grachtengordel, te veel schaduw veroorzaken, winderige enclaves voor de rijken worden, het autoverkeer bevorderen.
Architect Sjoerd Soeters mengde zich in de discussie. Hij tekende een plan waarin evenveel woningen werden gerealiseerd op hetzelfde grondoppervlak, maar dan in lage woonblokken en eengezinswoningen. Hij vond zijn collega Rudy Uytenhaak aan zijn zijde. “Hoogbouw is een beetje grote stappen, snel thuis. Een gemis aan uitleg door onze vakgemeenschap”, vindt Uytenhaak. “Het idee is natuurlijk simpel, waar één huis staat kunnen er honderd staan als je maar doorstapelt, maar er moet wel afstand tussen woontorens zijn, dat relativeert het effect. Tenzij je ze schouder aan schouder zet, zoals in sommige stukjes van Hong Kong gebeurt.”
Rudy Uytenhaak (1949) is oprichter van bureau RU + PA. Hij ontwierp onder meer het VROM-kantoor naast station Haarlem, het Olympisch Kwartier in Amsterdam, Stadskantoor Leyweg met daarboven woningen en de toren La Fenetre in Den Haag.
Uytenhaak is er net als Dam tegen nog meer eindeloze woonwijken in weilanden te bouwen: “Voor wie doe je dat?” Superhoogbouw is voor de huidige doelgroep noch voor de capaciteit per se nodig, vindt hij. Middelhoog bouwen kan heel efficiënt binnen de huidige stadsgrenzen gerealiseerd worden. “Dat is het geheim van klassieke binnensteden, ook kleine, denk aan Naarden, Hoorn of Delft. Huizen staan er dicht op elkaar, aan intensief gebruikte straatjes en pleintjes. Kampioen is Parijs, zegt Uytenhaak. “Daar wordt binnen de Périphérique de hoogste woningdichtheid gehaald van heel Europa, zelfs uniek ter wereld.”
De statige gebouwen van zes tot acht verdiepingen langs de boulevards blijken de meest efficiënte manier om in mooie stedelijke ruimten zoveel mogelijk mensen per vierkante meter te huisvesten. “De Parijse dichtheid hoef je niet te halen. Onze 19de-eeuwse wijken scoren ook heel goed.” En laat die wijken met charmante vijf- en zeslaags woonblokken nu net enorm populair zijn onder jonge huizenzoekers – Uytenhaak noemt ze de ‘nieuwe stadsliefhebbers’.
Anoniem, hoog wonen
De behoefte om overal vlakbij te wonen in een dichte bebouwing met een intensief vertakt stratenplan is zo aantrekkelijk, zegt Uytenhaak, dat mensen de gehorige en tochtige oude huizen zelfs nog voor lief nemen. “Met name vrouwen willen combineren van yoga naar crèche, dan naar hun werk en daarna naar een vriendin. In één rondje met de fiets. Dat kriskrasgevoel geeft vrijheid van beweging, mentale ruimte.” Zo’n stadsplan laat zich prima vertalen naar moderne appartementenblokken. Een goed voorbeeld is de wijk Overhoeks aan het IJ in Amsterdam – hartje centrum. Tussen hoogbouw ontwikkelt zich moeilijk een levendig straatbeeld, vindt hij. “Het wonen speelt zich anoniemer, hoog in de lucht af. Dat kan voor sommigen leuk en statusverhogend zijn, voor de openbare ruimte is het lastig.” De aansluiting van een toren op de straat lukt zelden, vindt Uytenhaak. Hij omschrijft de begane grond van een wolkenkrabber als ‘een dikke zool van een werkschoen’ met transformatorruimtes, de ingang van een parkeergarage, veel constructie.
Uytenhaak vindt het vooral zorgelijk dat wonen onbetaalbaar wordt voor starters, mensen met lagere inkomens en stadsgezinnen. “De grote vraag is of we met woontorens tegemoetkomen aan de huidige urgentie betaalbare woningen te bouwen. De voorbereidingstijd is lang, de bouwkosten hoog, de appartementen duur per vierkante meter en daardoor vaak klein.” Die nadelen van hoogbouw moet je erkennen, vindt hij, maar ze maken van Uytenhaak geen principieel tegenstander. “Diversiteit is heerlijk, maar liefst niet vijftig procent duurder en kleiner. Er zijn plekken waar ik hoogbouw snap, zoals Den Haag. Ingeklemd tussen de zee en andere steden zijn daar minder mogelijkheden. In Eindhoven is dat anders. Daar betekenen torens citymarketing, stadsprestige.”
Het wonder van woontorens
Laat architect Paul Stavert van Powerhouse Company nou net in die twee steden bezig zijn met ambitieuze hoogbouwprojecten. In Den Haag het KJ Plein bij het Centraal Station en in Eindhoven District E, een ensemble van drie torens met een hoogte tot 170 meter, eveneens bij het station. Hij vindt juist dat woontorens wonderen kunnen doen voor het centrum van Eindhoven. “Er wonen heel weinig mensen, het is een winkelgebied. Door op een klein oppervlak heel veel mensen te huisvesten, die in de omgeving hun boodschappen doen of uit eten gaan, kun je voor meer levendigheid in de binnenstad zorgen.”
Stavert is het er ook niet mee eens dat de begane grond van een hoog gebouw saai en doods zou zijn. In de onderbouw van District E zijn allerlei functies opgenomen – winkels en horeca – zodat er juist een prettige route komt tussen station en binnenstad. Het is wel een flinke puzzel geweest, want de eerste studies wezen uit dat het ontwerp veel wind zou veroorzaken. “In Rotterdam accepteren ze meer wind dan in Eindhoven.” Na nieuw onderzoek door de TU is het plan rigoureus veranderd. “We hebben de torens gewisseld en de vorm van de voet aangepast, zodat de wind gestopt wordt.”
Paul Stavert (1980) is partner bij Powerhouse Company. Hij gaf leiding aan de bouw van de Amstel Toren in Amsterdam en werkt momenteel aan de hoogbouwprojecten District E in Eindhoven en het Haagse KJ Plein.
Het is niet toevallig dat beide projecten bij een station staan, zegt hij. “Knooppunten van openbaar vervoer zijn de beste plekken voor hoogbouw, want veel mensen moeten zich daar verplaatsen. Je hebt liever niet dat ze allemaal tegelijk de auto pakken.” Ook in Amsterdam bouwde hij een toren bij het Amstelstation, die is inmiddels opgeleverd.
Stavert ziet de woontoren als een van de oplossingen van het woningtekort, hij snapt dat er ook mensen zijn die per se een huis met een tuin willen. Maar hoog wonen is voor meer groepen geschikt dan soms gedacht wordt. “Een leuke groep die naar hoogbouw kijkt zijn gezinnen met oudere kinderen: de stad is hun domein en de ouders kijken er naar uit om weer wat dichter bij culturele instellingen en horeca te wonen. En zo komt er weer een woning met een tuin in de straat vrij.” Woontorens zorgen voor doorstroming, zegt Stavert. Ook ideaal voor ouderen, die centraler willen gaan wonen en hun tuin een last gaan vinden.
Een woning als een hotelkamer
Er zijn ook mensen met nieuwe woonwensen voor wie de woontoren ideaal is. “We verkennen nu een een idee waarin een woning lijkt op een hotelkamer. Een kleine keuken en zitkamer, grote slaap- en badkamer.” Ideaal voor mensen die veel buiten de deur leven. Al biedt de toren eigenlijk alles wat je wilt: “Een gezamenlijk kantoor voor thuiswerken, een daktuin, een bioscoop en een feestappartement. Dat kun je voor een dag huren als je een keer veel gasten hebt.”
Heeft de coronacrisis het geloof in hoog wonen nog kwaad gedaan? Je moet momenteel één voor één met de lift naar boven, erg onhandig als je op de 25ste verdieping woont. “Bij woontorens valt dat wel mee”, zegt Stavert. “Mensen gebruiken de lift maar een paar keer per dag. In kantoren is dat probleem wel heel groot. Daar wisselen mensen constant van verdieping. Als de lift continu in gebruik is, functioneert zo’n gebouw niet meer.” Maar de populariteit van kantoortorens was al voor corona tanende. “De manier waarop tegenwoordig in kantoren gewerkt wordt, vraagt om heel grote vloeren, dus minder liften en trappen en verdiepingen. We plannen die ruimtes tegenwoordig juist in de brede voet van een toren, de woningen worden daar bovenop gestapeld.”
Intussen is Staverts bureau Powerhouse bezig met de plannen voor de volgende ‘hoogste van Nederland’. “Aan het Hofplein in Rotterdam komt een toren van 250 meter.” 35 meter hoger dan de Zalmhaven dus. Hij zal geflankeerd worden door twee torens van ieder 150 meter. “Het bijzondere is dat een toren van 150 meter helemaal sociale woningbouw wordt. Tot nu toe zaten de sociale woningen vaak lager in een toren, of in de onderbouw. Nu gaat die categorie voor het eerst echt de hoogte in.”
Zo bouw je de hooste toren
De Zalmhaven is helemaal geprefabriceerd: de gevel, de wanden, de vloeren, zegt architect Diederik Dam. Bij de Admirant in Eindhoven heeft hij met deze bouwtechniek al ervaring opgedaan, nu is die geperfectioneerd. Alle onderdelen worden in een fabriek gemaakt. Daar heb je geen last van weer en wind, dus het werk kan altijd doorgaan.
Ook op de bouwplaats is de invloed van de elementen op het bouwproces zoveel mogelijk uitgeschakeld. De toren wordt gebouwd door BAM Bouw en Techniek. Er is een zogenoemde hijsloods gebouwd, een overdekte werkplaats die rondom het gebouw loopt. Daarin wordt steeds een verdieping gebouwd. Als die af is, wordt de volledige loods naar boven ‘geschoven’ en wordt de volgende vloer gebouwd – 62 verdiepingen in totaal.
“In de loods zijn de omstandigheden optimaal voor de bouwvakker, je merkt nauwelijks dat je op meer dan honderd meter aan het werk bent. De prefab-onderdelen worden langs de gevel omhooggehesen, beter dan met kranen waardoor alles door de lucht zwiert.”
Boven op de Zalmhaven komt een glazen kroon die spits toeloopt. Die wordt vanaf het dak van de hijsloods gebouwd. Daarna zakt de loods verdieping voor verdieping omlaag. De hoeken, waaraan de loods hing, worden netjes afgewerkt. Zo komt de loods weer op de begane grond uit.
Op deze manier kun je in theorie eindeloos doorbouwen, zegt Dam. Maar de Nederlandse bodemgesteldheid zorgt voor beperkingen. “Supersonisch hoog als in Dubai gaan we hier niet bouwen. Onder de Zalmhaven moeten al palen van 65 meter de grond in.”
Een ander punt is het wiegen van de toren. “Als je in bed ligt kunnen sommige mensen er echt zeeziek van worden. Daarom zijn bij woontorens de eisen strenger. Er zijn oplossingen voor: we zijn nu bezig met een heel slanke toren. Die is gevoeliger voor beweging en we gaan we voor het eerst in Nederland een ‘tuned mass demper’ toepassen. Dat is een soort schokbreker boven in de toren die trillingen tegengaat. In de VS en Azië is dat heel normaal.”
‘Zodra ik naar boven ga, laat ik het geploeter achter me’
Hoog wonen voelt voor de één kosmopolitisch, de ander moet er niet aan denken om voor elke boodschap de lift te moeten nemen. Hoe is dat nou om je thuis te hebben op 12-, 17- of 39-hoog? Jette Pellemans sprak met drie enthousiaste hoogwoners.
Corien Baart (55), zelfstandig dramaturg en fondsenwerver. Woont met haar zoon (26) op 12-hoog in Amsterdam.
“Toen ik net verhuisd was, zeiden vrienden tegen me: jeetje Cor, waar ben je nú weer terecht gekomen? Ik woonde hiervoor in een riante gezinswoning op IJburg. Nu moesten ze door een onpersoonlijke hal met een jarennegentig-lift naar een flat op 12-hoog. Maar dit huis past me als een jas; ik heb me nog nooit ergens zo snel thuis gevoeld. Als ik in het voorjaar na een werkdag op mijn balkon zit met een glas wijn terwijl de hemel oranjerood kleurt en de stadsgeluiden van de spits wegsterven, voelt dat zo bijzonder. Zie mij nou eens zitten! – denk ik dan.
Mijn makelaar vertelde eens dat mensen bij het bezichtigen van een huis altijd als vliegen naar het raam trekken. Dat gebeurt hier ook. Vanuit de hal word je naar het grote raam in de woonkamer getrokken en als vanzelf ga je op zoek naar landmarks op de skyline van de stad. De A’dam Toren bij het Centraal Station, de molen in Oost, de kenmerkende torentjes van het Rijksmuseum. Vanaf het balkon kun je zelfs de ArenA zien liggen. Op een gegeven moment dacht ik: wat zijn die gele vlaggetjes nou? Ah tuurlijk, de Bijenkorf op de Dam.
Tot een kleine twee jaar geleden woonde ik in een mooi huis op IJburg, maar ik zat daar niet op mijn plek. In onze straat zat iedereen bij één zonnestraal wijn te drinken op het bankje voor de deur. De sociale controle was hoog; ik vind het een verademing dat ik hier iets anoniemer kan zijn. Hoewel, anoniem is misschien niet het goede woord. In de coronatijd heb ik me hier juist heel verbonden gevoeld met de stad. Ook al was de wereld in lockdown, ik zag vanuit mijn keukenraam dat de bussen, taxi’s en trams nog steeds doorreden. Patrick de bloemenman zette nog steeds iedere dag zijn stalletje buiten en ik zag hoe bij alle huizen ’s avonds de lampen aangingen. Dat gaf me een heel geruststellend gevoel. Op IJburg had ik meer in een eigen, afgesloten bubbel gezeten.
Op hoogte wonen heeft wel wat praktische bijkomstigheden. Met een storm raast de wind langs het gebouw en bungelt de lamp boven de keukentafel. En het is irritant dat ik op zaterdag met de lift naar beneden moet om mijn krant uit de brievenbus te halen; eerder pakte ik die in pyjama van de deurmat.
Maar het algemene gevoel is toch dat van rust en overzicht. Zodra ik hier naar boven ga, lijkt het alsof ik het geploeter van het dagelijks leven achter me laat en er boven ga hangen, als een helikopter. Die blik heeft altijd al mijn voorkeur gehad. In mijn werk als dramaturg zet ik een stap terug om als buitenstaander de situatie te bevragen en op vakantie kies ik het liefst een huisje op een hoge berg met vrij uitzicht. Misschien dat daarom dit huis zo goed bij me past en dat andere mensen – doeners, aanpakkers – zich beter voelen als ze letterlijk met beide benen op de grond staan. Grappige parallel eigenlijk, nu ik er zo over nadenk.”
‘Dat uitzicht geeft me iedere dag een wauw-gevoel’
Trix van Bennekom (65), schrijver/auteur. Woont samen met haar man Han de Bruijne (74) op 39-hoog in woontoren New Orleans, op de Wilhelminapier in Rotterdam.
Trix van Bennekom: “Een balkon op 39-hoog, ga je daar wel zitten? Daar twijfelde ik over toen we dit appartement bezichtigden. Maar doordat de balkons helemaal ingebouwd zijn, blijkt dat je heerlijk rustig zit uit de wind. Kijken doe ik gewoon in de verte, niet recht naar beneden – daar krijg je een week gevoel van in je maag. Ik heb hier tijdens die eerste warme lentedagen al heerlijk gezeten op mijn deckchair. Fantastisch, vind ik het.
Elke fase van mijn leven blijkt een ander soort huis met zich mee te brengen. Ik ben opgegroeid in een oud huis in de bosrijke omgeving van Velp. Toen ik op kamers ging in Utrecht, ontdekte ik het vrije van de stad – dat paste toch beter bij mij dan die beschermde omgeving van het platteland. Nadat ik uiteindelijk met Han lang in een herenhuis in Rotterdam heb gewoond, zijn we naar Bonaire geëmigreerd, waar ik werkte als correspondent. Daar woonden we in een typisch tropenhuis, met een grote veranda en een zwembad in de tuin. Net zo makkelijk hebben we na terugkomst, in 2019, gekozen voor een appartement in Rotterdam. Eerst op negenhoog, totdat in ditzelfde gebouw een hoekappartement op de 39ste vrij kwam. Een once in a lifetime opportunity. We wonen hier nog maar een paar weken, 1 april was de officiële overdrachtsdatum.
Het appartement telt 155 vierkante meter en heeft een gepeperde huurprijs, maar je krijgt er veel woongenot voor terug. Zo is de vierde een gehele leisure-verdieping, met een binnenzwembad en een sportschool waar ik tot de lockdown iedere dag trainde. Ook qua veiligheid is het hier perfect georganiseerd. Er komen regelmatig installateurs langs om de brandmeldsysteem te controleren, er hangen overal sprinklers in het plafond en er is een omroepinstallatie waaruit in het Engels en Nederlands een stem klinkt als we zouden moeten ontruimen. Nee, ik voel me superveilig hier.
En dan dat uitzicht natuurlijk, dat geeft me iedere dag een ‘wauw’-gevoel. Toen we op de negende woonden, was dat ‘gewoon’ een appartement in een woontoren. Op de 39ste zijn we echt onderdeel van een wolkenkrabber. Dat vervult me met trots. Ik woon in hoogbouwstad Rotterdam, in het hoogste woongebouw van het land – dat vind ik toch heel speciaal en inspirerend. Toen we in 2005 vertrokken uit Rotterdam, voerde de stad nog de verkeerde lijstjes aan. Nu heeft het een kosmopolitische allure die New York ook heeft en de hoogbouw speelt daar zeker een belangrijke rol in.
Mensen denken misschien dat het anoniem voelt, wonen in een toren met 44 verdiepingen, maar het tegenovergestelde is waar. Ik vind het een dorp. Er wonen hier artsen, advocaten, expats maar verrassend genoeg ook veel stellen met kinderen. Op de negende hadden we een gezin als buren met drie jongens van zes, acht en tien jaar. Het voelt als een gemeenschap, met de lift als ontmoetingspunt. Die is overigens razendsnel, de lift. Ik ga gemakkelijk éven naar beneden om de krant uit de bus te halen of om een to go-koffie te scoren bij de Deli.”
‘Je gevoel voor topografie verandert als je op zo’n plek woont’
Mike Cornelissen (54), heeft een eigen bedrijf in tandtechniek. Woont op 17-hoog in Hoorn.
“Nederland is een geweldig land om zo hoog te wonen; er trekken continu de prachtigste luchten voorbij. Enorme wolken waar opeens felle zonnestralen doorheen prikken, een bui waaruit je het letterlijk ziet regenen, de sneeuw van afgelopen februari was ook mooi – de hele stad was wit. Ik wacht nog op de eerste keer onweer en bliksem op het IJsselmeer. Dat moet een spectaculair gezicht zijn.
Afgelopen januari ben ik hier komen wonen, een nieuwbouwtoren midden in Hoorn. Aanvankelijk schrok ik nogal terug van de prijzen: zo’n zes ton voor 108 vierkante meter en Eerst dacht ik van dat geld iets moois te kunnen kopen in Amsterdam, mijn geboortestad. Ik ben gaan kijken naar appartementen aan het IJ, in noord of bij de Houthavens – maar jeetje mina, daar ben je zomaar zeven of acht ton kwijt. Toen is het toch Hoorn geworden.
Deze toren heeft echt iets luxe, met vier appartementen per verdieping en een conciërge beneden die je pakjes ontvangt. Alsof je zo vanuit de hal het Central Park in zou kunnen lopen. De hoogte is even wennen. Als je over het randje leunt op het balkon, ja, dán is het hoog. Maar voor de rest geniet ik vooral van het uitzicht. Ik heb geen gordijnen, dus ’s avonds doe ik de lampen uit en kijk ik rustig naar de wereld om me heen. Naar de kleine speelgoedautootjes op de A7, de lichtjes van Amsterdam in de verte. Als er een politieauto uitrukt, kun je helemaal volgen waar die naartoe rijdt. Het is net een film. Overdag pak ik vaak mijn atlas erbij: ah, dáár ligt Egmond aan Zee, dan moet dát IJmuiden zijn. Je gevoel voor topografie verandert als je op zo’n plek woont.
De buren zeggen het weleens vervelend te vinden dat ze hun boodschappentassen de lift in moeten sjouwen. Maar ach, daar heb ik geen problemen mee. Ik neem zelfs vaak de trap naar de zeventiende. Dat is een beste klim, maar ik probeer het er één keer per dag in te houden.
Hiervoor woonde ik in een oude woonboerderij, zo’n beetje het tegenovergestelde van dit appartement. Vijftien jaar heb ik daar haast continu verbouwd: vloeren gelegd, trappen gemaakt, eindeloos veel geschilderd. Het was eigenlijk een baan naast mijn gewone baan. In combinatie met een scheiding en stress van mijn werk, zat ik op een gegeven moment tegen een burn-out aan – een vervelende periode. Daarom vind ik het zo heerlijk dat hier alles nieuw en verzorgd is. Het geeft vrijheid. Ik heb opeens allemaal uren over in het weekend waarin ik zelf kan bepalen wat ik doe. Ik sport meer, ga rijden met de motor en klus aan mijn oude auto. Ook ga ik gewoon eens even zitten en turen uit het raam; dat deed ik hiervoor nooit.
En ik zit te denken aan een hot tub voor op mijn balkon. Ik heb het al opgevraagd bij het bouwbedrijf en het balkon kan het dragen. Há, lijkt je dat niet leuk?”
Is hoogbouw de oplossing voor het woningtekort? Reacties (max. 150 woorden) zijn welkom via tijdgeestreacties@trouw.nl. Graag naam en woonplaats vermelden.
Lees ook:
De eis bij nieuwbouw moet zijn: natuur in, rondom en in de buurt van de woning
Elk nieuwbouwproject moet verplicht rekening houden met dieren, groen en klimaat, vinden de opstellers van het Manifest Bouwen voor Natuur.
Bouwen bij de Euromast ‘bizar’? ‘De makkelijke stukken zijn in Rotterdam al weg’
Een lap grond naast de Rotterdamse Euromast is onderwerp van debat. Bebouwen of niet? Een actiegroep is tegen het bouwplan van een groep projectontwikkelaars, de gemeente is voor.