InterviewsVerhuisd
Aan de andere kant van de kloof is het zo gek nog niet
We naderen het einde van een jaar waarin de kloof tussen Randstad en regio vaak is benoemd, vooral rondom de stikstofcrisis en de boerenprotesten. Hoe ervaren Nederlanders die zijn verhuisd deze verschillen? Twee portretten.
Letterlijk minder, gevoelsmatig juist meer ruimte in Amsterdam
Eef van Koersveld en Sander Heithuis verruilden Twente voor Amsterdam. Ze voelen zich meer op hun gemak dan ooit.
Soms schrikken ze als ze terug in Twente zijn, Eef in Ootmarsum en Sander in Fleringen. De omgekeerde vlaggen, de wijze waarop er over het beleid in Nederland wordt gepraat. De onvrede is confronterend. “De kloof met de Randstad is dan opeens zo voelbaar”, zegt Sander (28). “Als het over stikstof en boeren gaat, zeg ik soms maar niet hoe ik erover denk. Terwijl het ook logisch is dat ze zich in Twente onbegrepen voelen. Het zou zo mooi zijn als het wat dichter bij elkaar zat.” Eef (27): “Je hoort vaak het verwijt dat politici in Den Haag geen idee hebben hoe in andere delen van het land wordt gedacht. Ik denk dat de realiteit ook echt zo is.”
Twee jaar wonen ze nu als huisgenoten in de hoofdstad, pal achter de Prinsengracht. Op ongeveer 45 vierkante meter, een oppervlakte die hun familie en vrienden in Twente wat aan de krappe kant vinden. “Ze begrijpen niet altijd wat voor een geluk het is om op deze locatie te kunnen huren”, zegt Eef. “Mijn broer heeft net een huis in Ootmarsum gekocht. Alles strak, drie televisies. Het is een grappig verschil. Het ligt ook aan je manier van leven. De grachten en het Vondelpark voelen ook van mij. Ik kan de hele stad gebruiken. Bovendien let niemand op me. Eigenlijk heb ik in Amsterdam meer ruimte. Niet letterlijk, wel voor mijn gevoel.”
Uit de kast
Het contrast met de streek waar ze opgroeiden, kan niet groter. Ze leerden elkaar op zondagen kennen in de lokaal ‘wereldberoemde’ dancing Bruins, waar volle touringcars de provinciale jeugd afzetten die vervolgens héél veel drinkt. Tegenwoordig zoeken ze hun vertier in De Trut, een queer disco die door vrijwilligers wordt gerund. “Onmogelijk om ze te vergelijken”, lacht Sander. “Bruins zou in Amsterdam misschien nog kunnen op het Leidseplein. De Trut zou in Twente echt geen mensen trekken. Dat is niet voor te stellen.”
Hij vertelt over de periode dat hij uit de kast kwam. Als tweede uit het dorp, dat hij inmiddels al achter zich had gelaten. “Toen ik even terug was, vertelde ik het een paar mensen. Dat ik het ook nog even onder ons wilde houden, zei ik erbij. Een paar dagen later wist heel Fleringen het dus. De mensen gaan er goed mee om hoor, maar ik voel me daar wel de uitzondering. Dat heb ik in Amsterdam nooit. Ik wil het clichébeeld dat het platteland racistischer en homofoob is niet bevestigen, maar soms ervaar ik het wel zo. Terwijl ik tegelijkertijd veel mensen in Twente heel leuk vind.”
Soms voelt het alsof ze in twee werelden leven. Verdedigen ze in Twente vaak de normen van de Randstad, andersom komen ze ook op voor hun geboortestreek. Eef: “In een antropologiecollege ging het eens over ‘al die boeren uit Twente die twintig jaar terug in de tijd leven’. Dan weet je dus niet hoe het daar is. Daar wonen supercapabele en heus ook progressieve mensen. Zo bezien, snap ik de boerenprotesten wel.”
Met de trekker op de snelweg
Vrienden en familie komen zelden over. Om ze te ontmoeten, is er maar één mogelijkheid: koers zetten richting Twente. Vaak leuk, soms ook pijnlijk. Vooral voor Sander, als hij te horen krijgt dat hij dáár hoort. In de Randstad dus. “Alsof allebei niet kan. Dan voel ik echt dat het verschillende werelden zijn. En ook dat ik er een beetje tussenin zit. Want ik zit ook nog in groepsapps met mensen die met de trekker op de snelweg stonden. Hoewel ik anders denk, ben ik wel met hen verbonden.”
Toch is Amsterdam voor beiden een logische plek om te wonen. Van Eef werd het in Ootmarsum altijd al gezegd, als ze er als tiener eens een andere mening op nahield of zich opvallend kleedde. “Dat vonden ze wel bij me passen. ‘Ach, dat is Eef. Die gaat later toch naar de grote stad.’ Ik schopte altijd tegen dingen aan. En ik had zelf ook altijd het idee dat ik naar Amsterdam wilde, hoewel ik geen beeld had bij de stad. Ik kwam in mijn jeugd amper buiten Twente. Waarschijnlijk wilde ik méér dan die kleine gemeenschap, waar ik overigens een superfijne jeugd heb gehad.”
Op veel vlakken heeft ze nog steeds een afwijkende mening. Het eten van vlees bijvoorbeeld, en ook in de zwarte pietendiscussie denkt ze anders dan haar Twentse vrienden. Soms moet ze zich tijdens gesprekken inhouden. “Dan moet ik ook oppassen dat ik geen onderwijzende rol ga aannemen. Want dat slaat natuurlijk nergens op. Ik weet niet per se meer en zij begrijpen mij ook. Alleen hebben we gewoon een ander beeld.”
He-le-maal in Zuid-Limburg
Het is iets wat Sander erg herkenbaar overkomt. De twee praten in huis veel over de verschillen tussen Twente en Amsterdam. Het onderwerp raakt hen. Soms hebben ze juist het idee dat ze hun geboortestreek moeten verdedigen. Of storen ze zich aan politici en media die Nederland vanuit de Randstad beschouwen. Zoals onlangs een verslaggeefster op televisie die vertelde dat ze he-le-maal in Zuid-Limburg stond. Alsof dat geen stuk van Nederland is.
Maar terug willen ze voorlopig niet. Misschien wel nooit. Eef: “Alleen aan de hardheid heb ik moeten wennen. In Twente leer je een bepaalde bescheidenheid, een Amsterdammer zegt gewoon waar hij goed in is. Verder houd ik van de reuring hier. Ik heb het gevoel dat ik me meer in de wereld beweeg. Hier heb ik de ruimte.”
Kilometerslange paardentochten in Noord-Limburg
Karin en Ronald Stijger verhuisden in 2017 van Zuid-Holland naar Noord-Limburg. Ze willen nooit meer terug.
Karin en Ronald Stijger hebben een probleem. De lap grond aan hun woning is te klein. Dat zit zo: hun twee paarden - een Andalusiër en een Fries - eten nogal veel gras. Daarop is het veld op hun perceel van 5600 vierkante meter niet helemaal berekend. Nu heeft Mirte, de Fries, ook nog eens een veulen gekregen. En dat wil natuurlijk ook peuzelen aan het groen. Lastig, lastig, lastig.
Zo zie je maar dat niet alles rozengeur en maneschijn is wanneer je een appartement in Voorschoten verruilt voor een riante woning in Bergen, Noord-Limburg. Het koppel deed dat in 2017, Karin weet de datum nog goed. “Op 19 mei. De eerste tijd zaten we echt op een roze wolk. Kort daarvoor waren we met vrienden in Frankrijk, waar we twee weken buiten leefden. Toen wisten we pas wat we al die jaren hadden gemist.”
Al een leven lang zijn ze helemaal gek van paarden. Jaren achtereen stonden hun dieren in de Randstad in een pension. Een woning waar ze hen aan huis konden houden? “Niet te betalen”, zegt Ronald (56). In 2008 stonden ze om die reden al op het punt om het westen te verruilen voor Gelderland, maar door de onzekere tijd - het was net crisis - durfden ze het niet aan. “We hadden iets op het oog, alleen moesten we in een weekend beslissen.” Karin (51): “We waren bang dat we geen baan zouden kunnen vinden. En net dat weekend ging een van onze paarden onderuit in de trailer. De brandweer moest hem eruit zagen, al onze vrienden hielpen mee. We vroegen ons af of we ergens anders ook weer zo’n sociaal leven konden opbouwen.” Ronald: “Maar al die jaren daarna bleef het kriebelen.”
De faciliteiten zijn verdwenen
Is de afstand naar de Randstad fysiek al groot, de gevoelsmatige afstand doet daar zeker niet voor onder. Dat geldt ook voor hun nieuwe dorpsgenoten. De buurman, die vanuit huis pompoenen aan de man brengt en vanwege de grensoverschrijdende klandizie ook met de Duitse vertaling Kürbisse adverteert, is een van de velen in de omgeving met de omgekeerde driekleur aan de woning. De stikstofproblematiek splijt platteland en stedelijk gebied. Toch is dat de enige kloof die Karin en Ronald ervaren. “Ik denk dat het komt doordat we hier alles hebben”, zegt Karin. Ronald: “Zelfs een dierenarts en een fysiotherapeut. Bergen is het centrum van de omgeving. In dorpen waar de faciliteiten zijn verdwenen, klagen ze veel meer.”
Ze ervaren bovenal veel meer rust in Bergen. De rijksweg die langs de voordeur gaat, doet daar weinig aan af. Zonder het geluid van de auto’s zou er wel erg weinig reuring zijn, vindt Ronald. Karin zou de weg makkelijker kunnen missen. Het gevoel van vrijheid ligt vooral aan de achterkant. Sinds de verhuizing hoeven de paarden nooit meer in de trailer als Karin en Ronald een ritje willen maken. Als ze door hun poortje gaan - de buurman aan de andere kant doet niet moeilijk over zaken als overpad - hobbelen ze zo de Maasduinen in. “Die lopen van Gennep tot Venlo, over een lengte van veertig kilometer”, verduidelijkt Ronald.
Zet dat eens af tegen de wandelingen die ze in de Randstad maakten. Ook daar reden ze in mooie natuur, maar altijd kruisten ze wel weer ergens een snelweg. Uiteraard komen ze nog wel eens in hun oude omgeving, voornamelijk om hun ouders te bezoeken. Eigenlijk willen ze dan bij Utrecht al omdraaien, zegt Karin. “Nou, bij Tiel al hoor”, corrigeert Ronald. Hij vertelt over die ene dag in de afgelopen vijf jaar dat hij plots in een file verzeild raakte en niet wist wat hij meemaakte. “Er bleek een auto in brand te staan. In mijn oude leventje stond ik twee keer per dag vast op de A13 naar Delft.” Karin: “We hadden dit echt twintig jaar eerder moeten doen.”
Voornamelijk begripvolle reacties
Vijf jaar geleden kwam het er alsnog van. Toegegeven, er moest wat aan hun nieuwe woning even buiten de bebouwde kom worden gedaan. Maar dan nog waren ze verbaasd over de financiële kant van het verhaal. Hun oude en nieuwe woning waren vrijwel even duur! Een jaar later zette de zus van Karin met haar gezin vrijwel dezelfde stap. “Ze waren jaloers en wonen nu net aan de andere kant van de Maas in Noord-Brabant.”
Weerstand hebben ze nooit gevoeld in hun nieuwe omgeving. Wanneer ze uitleggen waarom ze het westen verruilden voor Noord-Limburg, zijn er voornamelijk begripvolle reacties. Soms moeten anderen nog wel wennen aan hun westerse directheid. Ronald: “Dat zijn ze niet zo gewend. Op het werk bijvoorbeeld, dan gaat het vaak met een omweg als er iets aan de hand is. Maar dat heeft nooit echt gebotst. Mijn collega’s nemen het nu zelfs over.”
Eén verbeterpuntje hebben Karin en Ronald wel voor zichzelf. Hun grote perceel zorgt ervoor dat ze altijd bezig zijn met grotere of kleinere klussen. Al zitten ze geregeld buiten te genieten van het zonnetje, het werk voelt hier nooit als af. Karin: “In het begin was dat prima, alles voelde hier als vakantie. Dat is niet meer. Eigenlijk wil ik er wel weer een keer helemaal tussenuit. Een weekje Tenerife of zo. Maar dat is weer lastig met onze dieren. We kunnen moeilijk onze ouders van 76 en 82 de paarden uit de wei laten halen.”
Lees ook:
De groeiende kloof tussen stad en platteland is voelbaar in Kuinre
De groeiende kloof tussen het platteland en de (Rand)stad is in het Overijsselse Kuinre voelbaar in de moestuin, bij de slager en op het boerenerf. ‘Maar wij leren ook van de stad.’