TaalTon den Boon
De rouwkaart betekende het einde voor de dodenverklikker
Toen landelijk opererende uitvaartverzekeraars als Yarden nog niet bestonden, waren er in veel dorpen en steden kleinschalige uitvaartverenigingen, -fondsen of -gilden die min of meer dezelfde functie vervulden. De middelen daarvoor werden periodiek met een geldtrommel of collectebus opgehaald door de ‘busbode’, ook wel ‘bosbode’.
Bij de uitvaart zelf vervulde deze bode soms ook taken die nu tot het pakket van de begrafenisondernemer behoren of regelde hij (tegen een aantrekkelijke provisie?) een bevriende uitvaartondernemer om de uitvaart te verzorgen.
Die vermenging van functies leidde een halve eeuw geleden in Rotterdam en omgeving tot een ‘ban-de bosbode-actie’, juist op een moment dat toch al veel lokale ‘dodenbussen’ werden ondergebracht bij of omgevormd tot landelijke verzekeringsmaatschappijen. Daarmee werd de bus- of bosbode een ‘oud ambacht’ of beter gezegd een verdwenen beroep.
Groefbidder, kerkzegger, rouwzegger
Ongeveer in dezelfde tijd verdween een ander beroep in de uitvaartbranche, dat van aanspreker. Voor zo iemand die tegen betaling langs de deuren ging om andermans overlijden bekend te maken waren er lokaal en regionaal tal van namen in omloop: aanzegger, begrafenisbidder, dodenroeper, dodenverklikker, doodbidder, groefbidder, kerkzegger, kraai, leedaanzegger, leedbidder, lijkbidder, noder of nodiger ter begrafenis, omzegger, rouwzegger enzovoorts.
Niet alleen de invoering van het minimumloon, maar ook de popularisering van rouwkaarten en overlijdensadvertenties maakte deze functie in het uitvaartwezen overbodig en zorgde er voor dat hun namen uit onze actieve woordschat verdwenen.
In de rubriek Taal worden grammaticale geschillen, etymologische enigma’s en andere taaltwijfels voor u opgehelderd door Peter-Arno Coppen en Ton den Boon. Ook een taalvraag? Mail naar p.a.coppen@let.ru.nl of tdb@taalbank.nl.